Juiste namen versus ISO. Fantasienamen verdoezelen het echte materiaal.
Een naam is of een benaming voor een individu of een ding of alle leden van een geslacht. En dus is er ook voor elke kunststof een technische naam en daarbij een volgens DIN en ISO een gestandaardiseerde afkorting.
Tegenwoordig zijn er honderden technische kunststoffen met duizenden handelsnamen en vervolgens een grotere verscheidenheid aan fantasierijke productnamen. Een enorme hoeveelheid namen die niemand meer kan onderscheiden.
De verwarring begon in de 19e eeuw met de opkomst van de industrie en de productie van bulkgoederen. De producten waren vergelijkbaar of werden nagebootst en ter bescherming daartegen was er de product- of de eigen naam.
Bij de technische kunststoffen volgde een naamgeving op twee vlakken. Enerzijds zijn het de grondstoffenproducenten die de kunststoffen een handelsnaam geven. Aan de andere kant zijn er enkele kleine en middelgrote aanbieders die hun halffabricaten, die soms niet eens zelf worden vervaardigd, een product- of eigen naam geven.
Gestreefd wordt naar, wat Bayer AG met de aspirine heeft bereikt. Aspirine is een eigen naam voor een acetylsalicylzuur preparaat, maar er wordt geen reclame gemaakt voor een willekeurig acetylsalicylzuur maar voor A spirin.
Inmiddels is het merk Aspirin onlosmakelijk verbonden met de eigenschappen van het product en in de VS staat het zelfs op gelijke voet met de traditionele naam acetylsalicylzuur.
Bekende kunststofproducenten gebruiken eigennamen om orde in het systeem te brengen. Dit is de enige manier om de verschillende kunststoffen te scheiden en te vergelijken.
Op het tweede en ondergeschikte niveau zorgt het gebruik van eigennamen voor chaos, omdat die, zonder controle uitgedachte tienduizenden productnamen, niet meer te overzien zijn. De technische namen en ISO-namen werden verborgen en vaak zijn zelfs de eigenschappen van de kunststoffen in mist gehuld.
De motieven van deze kleine en middelgrote fabrikanten lijken gevarieerd en nauwelijks te vatten. Bij nader inzien komen echter twee hoofdmotieven naar voren:
- De schijn van professionele competentie moet het prestige verhogen en de verwerker in de rang of in de buurt van een grondstoffabrikant brengen.
- De klant zou gebonden moeten zijn en de mogelijkheid tot vergelijk van de producten met een andere aanbieder verliezen.
Zo wordt het gedrag van sommige kleine of middelgrote verwerkers, bij het verbergen van samenstelling of identiteit van hun materialen tot een manipulatie.
Nadat gecodeerde materiaalnamen de tekening, onderdelenlijst of besteltekst hebben gehaald, gaat de leverancier over op een monopolie stelling. De nadelen door gebrek aan flexibiliteit en uitwijkmogelijkheden zijn bij prijsonderhandelingen het minst bezwaarlijk. In het geval van problemen met leveringen of, in het uiterste geval, een leverancier wegvalt, dreigen er ernstige gevolgen. Hieronder lijden constante kwaliteit en dat in de norm vastgelegde eigenschapsprofiel vervaagd.
Aan de afnemerskant mag men dit, vanuit een gewisse hulploosheid, als branche gebruikelijke en vervelende gewoonte, accepteren maar zou zich echter bij nadere toelichting, op zijn minst onzeker moeten voelen. Uit handelsoogpunt is de inzet van halffabricaten met gecodeerde eigen naamgeving niet te verantwoorden.
De kritische afweging van de situatie bij het omgaan met eigen naamgeving mag niet verkeerd worden begrepen. Tegen een zinvol gebruik van merknamen in de markt door gerenommeerde grondstofconcerns is niets in te brengen. Vanwege het
beperkte aantal fabrikanten blijft de vergelijkbaarheid bestaan, ook worden de technische namen, ISO-aanduidingen en materiaaleigenschappen op dit niveau transparant gehouden en open gecommuniceerd. Ongecontroleerde verhullingen kunnen voor zowel technische alsmede commerciële processen ernstige gevolgen hebben op het ongeordende niveau van kleine en middelgrote verwerkers.
De wetenschapper Rudolf Virchow zei ooit: "Niets geeft de expert meer bewijs van zijn kwalificaties dan het juiste gebruik van de technische termen, hij imponeert en drukt meer uit‘ Dit geldt ook voor de middelgrote kunststofverwerkers. Vooral dan, wanneer hij de belangen van zijn klanten wil beschermen en in de markt de open concurrentie wil aangaan.